Zelden heb ik zo’n onmogelijk boek gelezen als de familiekroniek Oorlogsouders van Isabel van Boetzelaer. Deze herziene en uitgebreide editie begint met een verklaring van de auteur waarin ze vertelt dat in de voorafgaande drukken van haar boek een belangrijk feit ontbreekt: haar Duitse grootvader was in de Tweede Wereldoorlog commandant van een berucht krijgsgevangenenkamp. Oorlogsouders is voor een belangrijk deel gebaseerd op wat Van Boetzelaer van haar moeder heeft gehoord, maar blijkbaar heeft haar moeder belangrijke feiten verzwegen. Van Boetzelaer schrijft dat ze er door een krant op moest worden gewezen. De naam van de auteur die de zaak aan het rollen bracht, Maarten van Voorst tot Voorst, vermeldt ze nergens. Over haar moeder schrijft ze:
Ik was woedend dat ze dit belangrijke feit tegenover mij had verzwegen. Tegelijkertijd gaf ik me er rekenschap van dat het weinig zin had een inmiddels negentigjarige vrouw vol spijt en met een hartkwaal het vuur aan de schenen te leggen. Ik nam mezelf vooral kwalijk dat ik me door haar verhalen die ik al een leven lang kende in slaap had laten sussen.
Als dit zo is, rijst de vraag waarom Isabel van Boetzelaer deze nieuwe editie
van Oorlogsouders heeft gepubliceerd. Het staat voor haar kennelijk vast dat de
verhalen van haar moeder niet klakkeloos kunnen worden geloofd. Als het verhaal
over haar grootvaders functie in de oorlog niet klopt, hoe weten we dan dat
alles wat er verder in Oorlogsouders wordt beweerd wel juist is? Dat haar
grootouders overtuigde tegenstanders waren van het nationaal-socialisme (Van
Boetzelaer houdt het zelfs voor mogelijk dat
haar grootvader betrokken was bij een aanslag op Hitler) is na wat we nu
weten eenvoudig niet vol te houden.
Het mag achteraf opmerkelijk genoemd worden dat Oorlogsouders aanvankelijk
lovend werd ontvangen en drie drukken beleefde zonder dat iemand onraad rook. Hoewel
ik niets wist van het familieverleden van Isabel van Boetzelaer, merkte ik tijdens
het lezen al gauw dat er iets helemaal mis was met het boek. Ze gaat
bijvoorbeeld veel te ver mee in het verhaal van haar vader Willem van
Boetzelaer die in de oorlog voor de Sicherheitspolizei werkte en na de oorlog
beweerde dat hij zich niet met politieke activiteiten had willen bezighouden.
Alsof iemand die ervoor kiest om voor de
Duitse politieke recherche te werken niets met politiek te maken zou wil
hebben.
Willem van Boetzelaer werkte nauw samen met Johannes Krom, iemand die ik al
kende uit de Weinreb-affaire. Krom was een overtuigd nationaal-socialist die
ook voor de Duitse spionage werkte. Het is ondenkbaar dat iemand als hij had willen werken met iemand die niet
volledig overtuigd was van zijn taak. Het breed uitgesponnen betoog waarin Isabel
van Boetzelaer zich afvraagt wat haar vader bewogen kan hebben maakt weinig
indruk als we gewoon naar de feiten kijken: Willem van Boetzelaer vocht in de
Waffen-SS aan het Oostfront en was daarna tot het einde van de oorlog actief
voor de Sicherheitspolizei. Als hij al twijfels had, kunnen ze niet groot
geweest zijn.
Ook het woordgebruik in Oorlogsouders roept vragen op. Zo schrijft Van
Boetzelaer “dat er aan de kant van het Duitse leger in de eerste vijf maanden
aan het oostfront 734.000 slachtoffers vielen”. Bij oorlogsslachtoffers denken we gewoonlijk aan mensen die in kampen vermoord
zijn, gevallen verzetsstrijders, burgers die zijn omgekomen bij gevechtshandelingen
en bombardementen of mensen die aan ontberingen zijn bezweken, maar niet aan de
gesneuvelden die vochten aan de kant van de agressor. Het woord slachtoffers is
hier volkomen misplaatst.
In een nostalgische passage wordt verteld dat Van Boetzelaers moeder na de
oorlog in Bonn in contact kwam met een groep acteurs. Ze raakte goed bevriend met de jonge, onbekende acteur Horst Tappert die later op
televisie furore zou maken als inspecteur Derrick. Dat na de dood van Tappert
bekend werd dat hij in de SS diende, wordt in Oorlogsouders niet vermeld. De nostalgie
mag blijkbaar niet verstoord worden door onaangename feiten.
Nog dubieuzer wordt het wanneer Van Boetzelaer over Joden schrijft. In een
passage over het dagelijks leven in Nazi-Duitsland schrijft ze:
De oorlog manifesteerde zich steeds meer; de sirenes voor bomalarm loeiden vaker, levensmiddelen werden eentoniger en schaarser, auto’s reden bijna niet meer en zelfs een afspraak bij de tandarts werd onmogelijk. Joodse tandartsen waren op mysterieuze wijze verdwenen en de overigen vochten aan het front.
Kennelijk werden de Joden door Van Boetzelaers familie pas gemist op het moment
dat er behoefte was aan een tandarts. Voor het verhaal is het verder volstrekt
overbodig om op de Joodse afkomst van
tandartsen te wijzen. Er staan maar enkele persoonlijke portretten van Joden in
Oorlogsouders, maar toch gaan er twee over artsen. Ze worden allebei als zeer sympathiek
en hulpvaardig beschreven. Waarom voelt Isabel van Boetzelaer de behoefte om de medische verdiensten van
deze Joden zo te benadrukken?
In Geschichte eines Deutschen heeft Sebastian Haffner beschreven hoe in
Duitsland na de machtsovername van de nazi’s de niet-nazigezinde Duitsers de
behoefte voelden om de Joden te verdedigen en daarbij niet het antisemitisme
van de nazi’s ter discussie stelden, maar vooral de culturele en
wetenschappelijke (bijvoorbeeld medische) prestaties van Joden gingen
benadrukken. Ze liepen daarmee echter in de val van de nazi-propaganda, want de
nazi’s konden daar weer op reageren met de bewering dat Joden
oververtegenwoordigd waren in cultuur en wetenschap. Isabel van Boetzelaer maakt dus gebruik van een in alle opzichten
verschrikkelijk cliché en het is extra wrang om dit te lezen in een boek waarin
ze probeert om haar foute familieverleden te verdoezelen.
Ondanks deze kunstgreep om sympathiek over Joden te schrijven is het Van
Boetzelaer niet gelukt om de antisemitische inslag van sommige familieverhalen
te verbergen. Zo vertelt ze hoe een oudtante aan een nazi-functionaris bezorgde
brieven schrijft over het lot van de Joden. Van Boetzelaer doet dit af als een
naïeve actie die plaatsvindt omdat haar oudtante “onder de invloed raakte van
een ondergedoken joodse vriendin”. Er wordt dus niet gehandeld uit compassie, maar onder Joodse invloed. Uiteindelijk
leidt de actie tot de zelfmoord van haar opofferingsgezinde oudoom (“Otto nam
alle schuld op zich”) en om het antisemitische cliché van de Joodse schuld nog
te versterken laat Van Boetzelaer de zelfmoord plaatsvinden op het moment dat
er een christelijke kerkdienst gaande is.
Hoe is het mogelijk dat de auteurs die volgens Isabel van Boetzelaer met hun
adviezen bij het schrijven van Oorlogsouders betrokken waren hier overheen
hebben gelezen? Hadden Aad Wagenaar, Sytze van der Zee en Gerard Aalders, die
veel van de Tweede Wereldoorlog weten en er bekende boeken over hebben geschreven,
dan helemaal niets in de gaten? Waarom hebben zij hun naam verbonden aan een
verwerpelijk boek vol leugens? Waarom heeft Alexander Münninghoff zijn lof voor
Oorlogsouders niet ingetrokken en staan zijn waarderende woorden in deze
herdruk zelfs voor op het boek? Het zijn vragen waar hopelijk nog een antwoord
op komt.
Oorlogsouders had maar beter nooit kunnen verschijnen. Het had een interessant boek kunnen zijn als Isabel van Boetzelaer
eerlijk was geweest en de volle waarheid zuiver had opgeschreven. Het boek had
ons iets kunnen leren over familiegeheimen, over de keuzes die mensen maken en
de gevolgen van die keuzes voor latere generaties. Nu is het niet meer dan een
beschamende episode in het leven van iedereen die bij de totstandkoming van het
boek betrokken is geweest.
Isabel van Boetzelaer
Oorlogsouders
Een kroniek over twee adellijke families tijdens de Tweede Wereldoorlog
4e herziene en uitgebreide druk
336 bladzijden
Just Publishers 2018
Prima artikel. Ik begrijp niet waarom de uitgever het prul niet uit de handel neemt. Dit schaadt ook de reputatie van Just. Of zijn ze daar blij met alle ophef over een boek dat kansloos was?
BeantwoordenVerwijderenUitstekend artikel. Vreselijk dat deze blammage heeft kunnen plaatsvinden
BeantwoordenVerwijderen