Van de dichteres Louise Glück had ik tot vorig jaar
nauwelijks gehoord. Ik had alleen een bloemlezing in huis waarin één gedicht
van haar was opgenomen. Toen ik hoorde dat ze de Nobelprijs voor Literatuur had
gewonnen, was ik dus op het internet aangewezen om meer werk van haar te kunnen
vinden. Ik las gedichten die ik geslaagd vond en die ik minder geslaagd vond.
Dat spreekt vanzelf bij een omvangrijk oeuvre dat in meer dan een halve eeuw is
ontstaan, hoewel het natuurlijk ook mogelijk is dat ik de kwaliteit van bepaalde
gedichten over het hoofd heb gezien. Het werk van een eigentijdse dichter lees
je nu eenmaal anders dan de hoogtepunten van een gevestigde auteur uit het
verleden. Omdat een handvol gedichten op internet niet voldoende is om een
zinnig oordeel te kunnen vellen besloot ik het boek
Poems 1962-2012 aan te
schaffen. Deze uitgave bevat op één bundel na alles wat Glück aan gedichten
heeft gepubliceerd. Er gaat geen inleiding aan vooraf en de gedichten worden
verder ook niet toegelicht.
De onderwerpen die Louise Glück in haar poëzie belicht gaan terug op haar eigen
leven, met name het gezin waarin ze opgroeide en haar eigen gezin.
Vergankelijkheid is een terugkerend thema. Daarnaast gaat een aantal gedichten over
onderwerpen uit de Oudheid. Glück is vooral sterk in het beschrijven van landschappen
en de invloed van tijdsverloop daarop: het voorbijgaan van dagen, seizoenen en
jaren.
What others found in art, I found in nature schrijft ze ergens. Verwijzingen
naar andere poëzie of kunst zijn er inderdaad nauwelijks. Sympathiek is dat ze
veel van wat ze waarneemt werkelijk lijkt te ondergaan en niet alleen maar van
buitenaf beschrijft.
Toenemend en afnemend zonlicht, vorst en dooi en de wind die water en planten
in beweging brengt zijn terugkerende beelden. Ook tuinen spelen een belangrijke
rol. De natuur lijkt in sommige gedichten haast een religieuze dimensie te
bezitten. De gedichten die echt religieus genoemd kunnen worden bezitten een
grote eigenzinnigheid, iets wat Harold Bloom blijkbaar niet ontgaan is want hij
nam gedichten van haar op in een bloemlezing van Amerikaanse religieuze poëzie.
Sterk zijn ook de gedichten die kleine drama’s of portretten bevatten zoals Via
delle Ombre, een monoloog van iemand die een vervuilde kamer bewoont, overdag
inpakwerk doet en ’s avonds naar een bar gaat, daar een film op televisie ziet die in
het hoofd blijft hangen op de weg terug naar huis. Waar veel andere dichters
dit zouden beschrijven met een ondertoon van medelijden of geringschatting weet
Glück het op precies de juiste toon te verwoorden. Omdat de gedichten zich vaak
afspelen in een dorp of een kleine stad lijkt het of we hier soms met een
eigentijdse variant van Edgar Lee Masters’ Spoon River Anthology te maken
hebben.
Grote veranderingen hebben zich binnen het oeuvre niet voorgedaan, al lijkt de
manier waarop Glück zich in de latere bundels uitdrukt eenvoudiger te worden en
lijkt het aantal langere gedichten toe te nemen. Eenzijdig is het werk daardoor
toch niet: tijdens het lezen heb ik me geen moment verveeld en ik bleef nieuwsgierig
naar wat er komen ging.
In Nederland bleek Louise Glück nagenoeg onbekend te zijn. Alleen de in 2014
overleden dichter Erik Menkveld had in 2004 in het literaire tijdschrift Raster
een beschouwing aan haar gewijd en een twaalftal gedichten van haar vertaald. Terugkijkend
is het bijna aandoenlijk om Menkveld te zien worstelen met Glücks poëzie. Of
het grote poëzie was durfde hij niet te zeggen. Hij was weliswaar geboeid door
de opbouw van het geheel, maar vond de symboliek voor de hand liggen en de taal
en vorm nogal gewoontjes. Hij bekende dat hij bij het vertalen de grootste
moeite had gehad om de gedichten in het Nederlands niet mooier te maken dan ze
in het Engels waren. Het illustreert de houding van iemand uit een
literaire cultuur waarin kunstmatigheid vaak verward wordt met kunstzinnigheid.
Nuttiger lijkt me wat Glücks Duitse vertaalster Ulrike Draesner (die zelf
overigens poëzie van een heel ander karakter schrijft) te melden had. Reagerend
op de toekenning van de Nobelprijs zei ze dat Glücks taalgebruik alleen aan de
oppervlakte eenvoudig lijkt,
maar dat haar gedichten ware verkenningen zijn waarin een veelheid aan gedachten
ontwikkeld wordt en steeds nieuwe perspectieven geopend worden. Draesner benadrukte dat Glücks poëzie langzaam en met geduld gelezen dient te
worden.
Paul Valéry schreef ooit dat een idee poëtisch is wanneer het, overgezet in
proza, nog de versvorm eist. Van Glücks gedichten kan gezegd worden dat ze heel
dicht in de buurt komen van proza. Soms lijken het slechts de witregels tussen
de strofen te zijn die de doorslag geven. Dat het dan toch om poëzie blijkt
te gaan zorgt voor een unieke spanning in dit werk. Het biedt Glück bovendien
de mogelijkheid om ook gedichten met een vrij conventionele inhoud er modern
uit te laten zien. Zo bevat de bundel The Wild Iris uit 1992 (overigens de
enige bundel waar Menkveld zich over uitliet) veel gedichten over bloemen. Ik
moest daardoor al gauw denken aan het beroemde gedicht van Rainer Maria Rilke over
de blauwe hortensia. Waar het gedicht van Rilke nog iets heeft van een ouderwets
borduurwerkje kan Glück zich volledig op de essentie richten en die zonder
opsmuk verwoorden.
In sommige gedichten lijkt Glücks wens om begrepen te worden te groot en gaat het
eindresultaat daaronder lijden. Een aantal keren lijkt het alsof een gedicht al
voor de laatste regels volgen is afgelopen. Die laatste regels voelen dus niet
altijd noodzakelijk aan. Dat geldt ook voor sommige tussenpassages in andere
gedichten. In een gedicht als Unpainted Door, waarin de prachtige regel I
remember my childhood as a long wish to be elsewere voorkomt, wordt het thema voortreffelijk uitgedrukt door de gebruikte beelden.
In de voorlaatste strofe wordt een en ander dan nog eens in meer algemene
termen toegelicht. Iets zegt me dat het gedicht zonder die strofe sterker zou
zijn geweest.
Toch kan ik zeggen dat het een genoegen is geweest om het afgelopen jaar te
hebben doorgebracht met de poëzie van Louise Glück. Nadat ik het boek uit had,
bleef ik voortdurend terugdenken aan de mensen, plaatsen en landschappen die ze heeft beschreven. Ik heb me nooit beziggehouden met de vraag welke
auteurs de Nobelprijs zouden moeten krijgen. Het enige wat ik als lezer wil is
zoveel mogelijk grote auteurs leren kennen. Als een Nobelprijs daarbij helpt,
is dat mooi meegenomen. Want een groot auteur is Louise Glück beslist.
LOST LOVE
My sister spent a whole life in the earth.
She was born, she died.
In between,
not one alert look, not one sentence.
She did what babies do,
she cried. But she didn’t want to be fed.
Still, my mother held her, trying to change
first fate, then history.
Something did change: when my sister died,
my mother’s heart became
very cold, very rigid,
like a tiny pendant of iron.
Then it seemed to me my sister’s body
was a magnet. I could feel it draw
my mother’s heart into the earth,
so it would grow.
Ararat (1990)
NOSTOS
There was an apple tree in the yard—
this would have been
forty years ago—behind,
only meadow. Drifts
of crocus in the damp grass.
I stood at that window:
late April. Spring
flowers in the neighbor’s yard.
How many times, really, did the tree
flower on my birthday,
the exact day, not
before, not after? Substitution
of the immutable
for the shifting, the evolving.
Substitution of the image
for relentless earth. What
do I know of this place,
the role of the tree for decades
taken by a bonsai, voices
rising from the tennis courts—
Fields. Smell of the tall grass, new cut.
As one expects of a lyric poet.
We look at the world once, in childhood.
The rest is memory.
Meadowlands (1996)
CROSSROADS
My body, now that we will not be traveling together much longer
I begin to feel a new tenderness toward you, very raw and unfamiliar,
like what I remember of love when I was young–
love that was so often foolish in its objectives
but never in its choices, its intensities.
Too much demanded in advance, too much that could not be promised–
My soul has been so fearful, so violent:
forgive its brutality.
As though it were that soul, my hand moves over you cautiously,
not wishing to give offense
but eager, finally, to achieve expression as substance:
it is not the earth I will miss,
it is you I will miss.
A Village Life (2009)
Louise Glück
Poems 1962-2012
634 bladzijden
Farrar, Straus and Giroux 2012
Geen opmerkingen:
Een reactie posten